fbpx

Hoofdpunten rapport over FMN plan decentralisatie

Op verzoek van de minister heeft Eric Janse de Jonge onderzoek gedaan naar het nieuwe spoorplan van de Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland (FMN). In het Nieuwe Spoorplan stelt FMN voor om stoptreinen te decentraliseren. Iets waar NS fel tegen op is. Opmerkelijk genoeg zien beide partijen de conclusies als bevestiging van hun standpunt. Maar wat concludeert Janse de Jonge nu precies? Een samenvatting van zijn rapport en bevindingen.

  • Concurrentie op het spoor is niet nieuw. Tijdens de tweede helft van de 19e eeuw kende Nederland drie grote en vele kleine spoorwegmaatschappijen, die elkaar op leven en dood bevochten. Het gevolg: opoffering van het algemeen belang. Na een parlementaire enquete in 1882 werd besloten om de exploitatie van de treinen te beperken tot drie maatschappijen.
  • Het Nieuwe Spoorplan van FMN wordt als overwegend positief beoordeeld vanuit het perspectief van de reiziger. Zo komen er met name in het weekend en na 20:00 uur ´s avonds meer treinen te rijden. Aansluitingen tussen bus en trein kunnen verbeteren door de bus en trein in één keer gezamelijk aan te besteden.  Ook concurrenten van NS hebben baat bij goede aansluitingen op doorgaande treinen.
  • De tarieven van NS en het FMN plan verschillen, de gemiddelde opbrengsten per reizigerskilometers zijn echter vrijwel gelijk. Voor de reiziger is het meest klantvriendelijk als hij één keer hoeft in te checken en één keer hoeft uit te checken, ongeacht vervoerder. Dat is alleen mogelijk als NS en FMN op dezelfde trajecten dezelfde tarieven zullen gebruiken. Voorkomen moet worden dat de reiziger in een woud van in- en uitcheck paaltjes verzeild raakt.
  • De groei die FMN met haar spoorplan verwacht  (tot 25 procent in jaar één, en nog eens 20 procent extra groei in de daarop volgende vijf jaar), is niet realistisch. 
  • De effecten voor de reiziger hangen af van de eisen die de provincie als concessieverhouder stelt. Deze kan eisen stellen aan comfort, toegankelijkheid en toiletten.
  • De beoogde dienstregeling door FMN is inpasbaar en verschilt niet wezenlijk van de NS dienstregeling 2013. Wel wordt het spoor complexer. Er is meer tijd en overleg nodig om mogelijke conflicten tussen treinen op te lossen. Er zijn afspraken nodig over vervangend vervoer bij verstoringen. Het aantal lijnen dat overbelast verklaart wordt kan door het plan in de toekomst toenemen. 
  • Op financieel gebied is het plan van FMN niet rendabel. Voor de stoptreinen Groningen – Zwolle en Zwolle – Enschede hoeft er waarschijnlijk geen geld bij. Sittard – Heerlen kan mogelijk met budgetneutraliteit worden gerealiseerd. Dat geldt echter niet voor Leeuwarden – Zwolle, Apeldoorn – Enschede en Roermond – Maastricht Randwyck. 
  • De negatieve business case betekent niet dat de deur voor decentralisatie meteen moet worden dichtgeslagen. Het advies is om op pragmatische en stapsgewijs te zien hoe decentralisatie uitpakt. Concreet te beginnen met de aanbesteding van Groningen – Zwolle, Roermond – Maastricht Randwyck, Heerlen – Sittard en Zwolle – Enschede.