Met de trein naar de koers – een uit nood geboren huwelijk waarin toch liefde opbloeide
14 jun 2025 9:00
Dit is een persoonlijk treinverhaal van Mark Koghee, journalist bij Treinreiziger.nl
Trein en fiets zijn bondgenoten, aldus de Europese fietsfederatie in een deze week gepubliceerd onderzoek naar de service die Europese treinmaatschappijen fietsers bieden. Ik kan het alleen maar beamen. In mijn studententijd was de trein mijn enige optie om aan de start te verschijnen van wielerwedstrijden in Limburg en België. In mijn uit nood geboren huwelijk met de trein bloeide zowaar een liefde voor de trein op.
In 1904 werden verschillende deelnemers van de Tour de France, waaronder de winnaar, gediskwalificeerd omdat ze tijdens de wedstrijd stukken met de trein reisden. In de geschiedenis van het treinreizen met de fiets is dit een van de bizarste voorbeelden. Zolang de fiets bestaat (de trein is eerder uitgevonden dan de fiets!), is deze ook meegenomen in de trein. Aanvankelijk vooral door wielrenners op weg naar de vele nieuwe wedstrijden en evenementen in Europa, en welgestelden op ontdekkingstocht. Tot na de jaren vijftig van de vorige eeuw namen wielrenners de trein om naar wedstrijden te reizen. Of het nou het wereldkampioenschap, de Tour de France of een kermiskoers was.
(verhaal gaat verder onder de foto.)

Hoe ik de trein ontdekte voor mijn wielerkoersen
Ik ontdekte exact 32 jaar geleden, als dagelijkse treinreiziger, de trein ook als vervoermiddel naar wielerwedstrijden. Ik was destijds student, had auto noch rijbewijs, en er was weinig kans om thuis iemand over te halen mij met de auto van Noord-Holland naar Limburg te brengen. Dus toen ik me op 21 juni 1993 wilde meten met de landelijke wielertop in de Omloop van Sint Geertruid in Zuid-Limburg, was de trein mijn enige optie.
In 1993 bood de pas twee jaar eerder geïntroduceerde OV-studentenjaarkaart de hele week lang onbeperkt reizen door het hele land. Een kaartje voor de fiets was een schijntje voor een reis heen en terug naar Limburg. Mijn enige reisoptie was zo een voordelige, maar het was bepaald geen huwelijk dat uit liefde was geboren. Het was een noodgreep. En eenmaal op Amsterdam Centraal ingestapt in de intercity naar Maastricht, was de huwelijksnacht een domper.
Het treincompartiment was mudjevol omdat ook een groep fietstoeristen het idee had opgevat naar het zuiden te reizen. Ik kon mijn fiets er net bij proppen en bleef angstvallig, dichtbij de fiets in het treincompartiment, zeer oncomfortabel zitten. Bang als ik was dat mijn wedstrijd al in de trein voorbij zou zijn door een defect aan de fiets, veroorzaakt door de wirwar van tegen elkaar botsende fietsen.
De fiets haalde ongeschonden Maastricht van waar het niet ver fietsen was naar Sint Geertruid. Wat ik me nog herinner van de 120 kilometer aan heuvelachtige rondjes in en om het dorp was dat de vermaarde wedstrijdspeaker Kees Maas het constant had over de schijnbaar lokaal bekende renner Bart Brentjens, die drie jaar later de eerste Olympisch kampioen mountainbike zou worden, maar wist ik veel toen …
In de intercity terug, van Maastricht naar Amsterdam, was het rustig. In de haast lege fietsruimte ontmoette ik een wielrenner uit Amsterdam, die net een wedstrijd had gereden in België. De voor mij nog nieuwe multimodale sport-transportcombinatie bleek ook grensoverschrijdende mogelijkheden te bieden. Er ging een wereld voor me open. Ik wilde er alles van weten.
‘Soms was de treinrit al avontuur genoeg’
De rest van de zomer was mijn zittijd in het weekend bijna evenredig verdeeld tussen de oranje stoelen van de Intercityrijtuigen (ICR) en het zadel van mijn racefiets. Later in de zomer kreeg de intercity een fietsrijtuig waarmee de zorgen over schade, door tegen elkaar stotende fietsen in te krappe compartimenten, tot het verleden behoorden. Ik kon gewoon op een normale plek zitten. Er begon zowaar echte liefde op te bloeien voor de trein.
Vroeg in de ochtend met de trein weg uit Zaandam, laat in de ochtend in Maastricht. Drie uur lang lezen, studeren en vooral staren en wegdromen in de trein. Van de vlakke uitgestrekte weilanden bevolkt door grazende koeien, tot het Limburgse heuvelland. De grote rivieren glinsterend in het zonlicht, gras dat er steeds geler uit begon te zien. Inderdaad, het was een warme en droge zomer. Soms was de treinreis al avontuur genoeg en de wedstrijd een verplicht nummer. Menigmaal dacht ik eraan een kort rondje te fietsen in Maastricht en weer snel terug te treinen, maar dat deed ik uiteindelijk nooit.
In een straal van 30 kilometer rond de stations Maastricht, Weert, Eindhoven en eenmaal Brussel-Noord ontdekte ik koersen en kermissen in plaatsjes als Val-meer (ik bleef gelukkig recht, 10e plaats), Zichen-Zussen-Bolder (12e), Herstal (17e), Waterschei (17e), Lommel, Bocholt, Vivegnis, Bilzen-Hoeselt, Vliermaal, Eizeringen, Battice (20). In de meeste wedstrijden in België haalde ik de top 20 waarmee het envelopje aan de finish genoeg Belgische Franken (ja, zolang is het al geleden) bevatte om de kosten van de dag te vergoeden.
Ik zette de fiets-treinavonturen voort in de zomer van 1994. Meestal alleen, soms met mede-renner en vriend Maurice. De serie fiets-treintripjes beëindigde ik met een laatste, rampzalige, treinreis in september 1994. De wedstrijd was de maandag voor de dinsdag waarop de colleges op de School voor de Journalistiek weer zouden beginnen. De met een mankement kampende intercity, die destijds Zandvoort als vertrekpunt had, vertrok al met vertraging in Amsterdam Sloterdijk en bouwde de vertraging onderweg alleen maar op tot de trein in Eindhoven geschrapt werd.
In Eindhoven was het wachten op de intercity naar Heerlen en na een overstap in Sittard kwam ik veel en veel te laat aan in Maastricht. Maar ik wilde nog niet van opgeven weten. Na een helse fietsrit door de Voerstreek bereikte ik een kwartier voor vertrek startplaats Battice, net op tijd om een rugnummer op te spelden. Voor het eerst en het laatst fietste ik sneller naar de wedstrijd toe dan in de wedstrijd. Na de aankomst mocht ik, wonder boven wonder, nog net de laatste, 20e, envelop ontvangen.
Op de gemoedelijke fietsrit terug naar Maastricht reed ik de eerste kilometers samen met een Belgische renner. We bespraken de wedstrijd tot we ontdekten dat we allebei op weg waren naar de trein. Hij op het station van Luik, ik Maastricht. Van wedstrijdanalyse schakelden we zo over naar treinuitval, vertragingen en andere treinongemakken. Hij wist er alles van. De Belgische renner was ook nog machinist bij de NMBS.
Vanaf de zomer van 1995 begon ik als journalist te werken en was er geen tijd meer voor de trein-fietstripjes. Op een eenmalig uitje met de fiets naar de Ardennen in 1996 na, is het er nooit meer van gekomen. En daar wil ik dit jaar graag weer eens verandering in brengen. Ergens ver weg op de fiets heen en met de trein terug. Of ergens met de trein heen en de fiets terug. Eens kijken of er nog wat van die oude liefde over is gebleven. Ik bericht erover als het zover is.
Mark Koghee


De fiets is ook zonder wielerwedstrijden een populair voor en na transportmiddel van de trein. Kijk maar naar de successen van de blauw gele OV fietsen, de vele fietsenstallingen die bij de diverse stations staan en het is een sportief vervoermiddel om naar je eindbestemming, of van vertrekpunt van en het station te fietsen. Ook wordt er veel gefietst tussen stations en dorpen, waar nauwelijks een busverbinding is, vooral op het platteland. Je bent lekker in beweging en fietst lekker in de buitenlucht, waar je de vogels hoort zingen, koeien hoort loeien en de schapen blaten! En je kunt op je stalen ros je eigen tempo bepalen!
NS/OV fiets is leuk voor 5 a 10 km en het is prima dat dit bestaat en er is ook veel vraag naar dit. De meeste NS fietsen zie ik geparkeerd staan op afstanden, die ik zelf lopend doe, maar als je echt 30 km of meer wilt fietsen, wil je wel je eigen fiets meenemen en fiets in trein – en ik begrijp heus wel dat je in een volle spitstrein geen fiets mag meenemen – is je eigen fiets toch wel een pre.
Ik fiets dagelijks 25km+ op een normale stadsfiets voor werk en in mijn vrije tijd.
Ik snap dat de NS mensen liever verwijst naar de OV-fiets. Maar dan moet wel genegeerd worden dat de gemiddelde Nederlander veel geld geïnvesteerd heeft in goede senioren E-bikes (nee, dus niet de Fat bikes waar Lubach op neerkijkt 🙂 ).
De gemiddelde wielrenner die in Zuid-Limburg of in het Rijk van Nijmegen aan de slag gaat heeft een lichtgewicht racefiets die je met 1 of 2 vingers kan optillen (de prijzen kunnen mensen zelf wel bedenken).
Spoorwegmaatschappijen in het buitenland proberen met creatief en positief denken deze groepen te faciliteren met toegankelijke treinen en voldoende capaciteit. Ook in hogesnelheidstreinen zijn problemen met de veiligheid t.a.v. fietsen opgelost.
Leuk verhaal! Ik word ook altijd een beetje nostalgisch als het over treinen gaat.
Mijn eenvoudige variant was in eerdere zomers: op de vroege zondagochtend vroeg in de trein, dan was er geen drukte en dus alle ruimte voor de fiets. Terug naar huis fietsen, een fijne variant. Al bleef het me vaak verbazen: juist in een vrijwel lege trein zaten er altijd mensen op de klapstoelen in het deel waar fietsen konden staan, en die moest je er dan weer weg zien te kletsen.
Een tip voor iedereen die met een fiets reist: neem een touwtje mee. Daarmee zet je je fiets lekker vast (maar niet zo dat de andere fietsen klem staan) en valt ie niet bij elke wissel om.
Die variant ook wel overwogen, maar het is niet zo motiverend om nog 50 kilometer te moeten fietsen naar en door een omgeving die je al door en door kent.
Aan de andere kant met jouw variant: “bestemming bereikt” is dan ook meteen thuis zijn en kunnen douchen, kleden en eten 🙂